Loading

Burgerzaal

Peter Hamersma, Voorzitter Comité 4 en 5 mei Velsen

Geachte aanwezigen,

Een jaar geleden memoreerde ik op deze plek dat op slechts 1500 km van Velsen in de Oekraïne mensen vechten voor hun vrijheid. De oorlog daar duurt nu al meer dan twee jaar en veel leed is aangericht. 

Op veel plaatsen op de wereld zijn conflicthaarden waar gezinnen en families worden getroffen. Wij zien vaak via nieuwsmedia afschuwelijke beelden van wat daar gebeurt.  

De vraag die ik me stel is: “Wat zullen deze vaders en moeders later aan hun kinderen en kleinkinderen vertellen?

Wij zien dat bijna 80 jaar na de Tweede Wereldoorlog nog steeds nieuwe dingen boven water komen, waar niemand over durfde of wilde praten.

Het is daarom van belang dat we alle verhalen van toen koesteren en door vertellen aan nieuwe generaties. In het bijzonder wat we kunnen leren van dit verleden en hoe we dit kunnen vertalen naar het heden. 

Het thema dit jaar van het Nationaal Comité 4 en 5 mei is:  Vrijheid vertelt: opmaat naar 80 jaar vrijheid. 

Met dit thema vraagt het Nationaal Comité in het jaar dat de lustrumviering van 80 jaar vrijheid, dat in september van start gaat, aandacht voor de littekens die de Tweede Wereldoorlog achterliet en die nog steeds zichtbaar zijn. 

Heel direct in families, die dierbaren hebben verloren, die zijn vermoord tijdens de Holocaust of zijn omgekomen door het oorlogsgeweld in Nederland en in Nederlands-Indië / Indonesië.

Maar ook breder werkt de Tweede Wereldoorlog door, zoals in de manier waarop we naar de wereld kijken. Alleen in een land zonder oorlog, waar mensenrechten worden nageleefd   en waar geen onderdrukking is, kan een samenleving goed functioneren. 

Vandaag staan we stil bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en degenen die hun leven gaven in oorlogssituaties en vredesoperaties waaraan Nederland heeft deelgenomen. We denken aan degenen die hun leven gaven voor een betere wereld, en aan degenen die nog steeds lijden onder oorlog en conflict. 

Laten we niet vergeten dat vrede niet vanzelfsprekend is. Het is een voortdurende inspanning van ons allemaal om vreedzaam samen te leven, ongeacht onze achtergrond, overtuiging of afkomst. 

Een vraag die ons bezighoudt is hoe we herdenken in de toekomst levend kunnen houden nu de generaties van toen steeds minder onder ons zijn.  

Hoe kunnen we jongeren betrekken bij het herdenken?  

Uit onderzoek onder jongeren blijkt dat zij herdenken op 4 mei belangrijk vinden en dat zij de Tweede Wereldoorlog in eerste instantie verbinden aan Jodenvervolging. 

Uit dat zelfde onderzoek blijkt dat veel begrippen als wat Holocaust inhoudt of wat verzet, collaboratie of nationaal socialisme zijn, niet echt bekend zijn. 

Een deel van de jongeren vindt dat meer aandacht zou moeten worden besteed aan andere onderwerpen dan de Tweede Wereldoorlog, zoals terrorisme en hedendaagse oorlogen.  Het blijkt dat het jaarthema “Vrijheid vertelt” goed aansluit bij de belevingswereld van jongeren. Een ruime meerderheid heeft weleens een film bekeken of een ooggetuige verslag beluisterd over de Tweede Wereldoorlog of Holocaust en vind dit een goede manier om de oorlog beter te begrijpen. 

Het Comité 4 en 5 mei Velsen wil u vandaag twee verhalen aanbieden, die hierbij aansluiten.  Als eerste wil ik het woord geven aan Paul Kuiper. Hij neemt ons mee in het verhaal van een ooggetuige. Na hem zal Vera de Bruijn een presentatie geven onder de titel “dichter”.

Ik geef nu het woord aan Paul Kuiper.


Exodus:

Dit is het verhaal van een vriendin van mijn voormalige buren, toen zij als 16-jarig meisje, in de omgeving van Santpoort en IJmuiden, in mei 1940, het vluchten van joodse medeburgers heeft meegemaakt.
Deze vriendin was Trudie Boeyinga-Alberts en de titel van dit verhaal is:
“Exodus – Een vergeefse poging van een joodse familie in de meidagen van 1940 vanuit IJmuiden te vluchten voor de Duitse bezetter; een ooggetuigenverslag”
Ik vertel haar verhaal letterlijk, in de taal van kort na de oorlog:

“De file staat van IJmuiden tot voorbij Santpoort”, roept een man tegen een buurvrouw, die met de armen wat kleumig over elkaar naar buiten komt om te kijken. Overal staan nu groepjes mensen, de buurt ziet het aan: de uittocht der joden. “Je hoeft niet te vragen of zij in de rats zitten”, zegt de buurvrouw, “ze spartelen als insekten tegen de lamp. ’t Is toch zonde”, schudt een oude heer het hoofd, “of de duvel ze op de hielen zit.”
De stoet rijdt langs, maar staat af en toe lange tijd stil. Dan vliegen portieren open en nerveus stappen de mensen uit om met anderen te praten die voor of achter rijden. Ze redeneren druk, gebarend en wijzend. Ze zien de toeschouwers niet, vervuld van eigen zorg, van doodsangst. Geen lach, geen traan, maar de ogen alert; ze wéten wat dit land te wachten staat, of ze er bericht van hadden gekregen. Ze kennen hun lot. Weg! Weg! Is het devies.
De buurt staat nu op een kluitje bij elkaar, ze voelen de band der bevoorrechten.
“Ik mocht ze niet altijd lijden maar je gunt ze toch geen kwaad”, zegt er een meewarig. “Wat u zegt, nou ik had de pest an ze en met deez’ hier hoef je al helemaal geen meelij te hebben; kijk eens wat ze meenemen…” Een dikke vrouw met ronde wangen wijst veelbetekenend naar de rij auto’s. “Liefst twee bontmantels over mekaar heen… en behangen met juwelen.” De aandacht is op de rijkdom gevestigd die daar langs glijdt. “Wat zouden ze met die sleeën doen? vraagt iemand zich af. “Wel, die kun je voor een tientje krijgen bij de haven… en sommigen geven ze zómaar weg.” Er valt even een stilte, iedereen denkt koortsachtig aan mogelijke kansen. Dezelfde man die blijkbaar altijd alle nieuwtjes weet, begint weer: “En ze betalen schatten voor een trawler. Als ik lieg, lieg ik in commissie.” Hij voelt zich een man van gewicht. “Dat mag ook wel”, zegt de directeur van de vishal, “dat is gevarengeld, ’t ligt godverdorie vol met mijnen tussen de pieren.” Een vriendelijk dametje zegt, als gold het een pleziertochtje: “In ieder geval treffen ze mooi weer voor de overtocht.” En inderdaad, een stralende zon belicht het tafereel.
Trudie loopt weg van het groepje, de conversatie is langs haar heen gegaan. Ze steekt over en slentert dicht langs de stilstaande auto’s, waarvan bijna alle portieren open zijn. “Dit zijn ze dus,” denkt ze. Ze heeft zoveel gehoord over Hitler, pogroms en over wel of niet Arisch zijn, maar met haar zestien jaren had ze de draagwijdte nooit zo zeer beseft. Tot vandaag. Ze voelt intuïtief de tragiek van achtergelaten lege huizen, van verbroken vriendschapsbanden, van de angst voor een ongewisse toekomst. Voor velen ook de scheiding van een zeker gewaand vaderland. Opeens is alles in rep en roer. De mensen hollen zenuwachtig naar hun eigen auto, maken nog gejaagd in het voorbijgaan wat afspraken. Politiemannen die ook al uit hun doen lijken, haasten zich langs de file, een ieder manend tot spoed en de mensen naar binnen drijvend. “Instappen en doorrijden alstublieft!” Ze duwen menigeen zelfs in een auto om daarna het portier te sluiten. “Instappen meisje,” en voor Trudie er op bedacht is, wordt ze plotseling bij de arm gepakt en in een grote auto geduwd waar ze juist bij stond te kijken. Ze wil nog uitstappen maar reeds ploft er een heel bont gevaarte naast haar neer. Trudie zit nu tussen twee dames ingeklemd en onmiddellijk daarna trekt de wagen op. “Verkeerd ingestapt, meiske? We zijn er zo, dan vind je je familie wel weer.” Trudie legt uit hoe ze hier verzeild geraakt is maar voegt eraan toe: “Het is niet zo erg, ik woon hier, ik weet de weg.” Ze wurmt zich wat overeind, … en misschien kan ik u straks helpen, als we bij de boot zijn, ik ben daar ook wel een beetje bekend.”
Met warmte drukt de vrouw Trudie’s hand, gevoelig voor vriendelijkheid als ze zijn, deze vluchtelingen. Trudie kijkt eens naar die overdadig geringde hand en naar het veel te zwaar opgemaakte gezicht, de koontjes onwaarschijnlijk rood. Het is zo deerniswekkend in strijd met de onzekere ogen die heen en weer vliegen als van een gekooid dier.
Een heel ander type is de andere dame, gedistingeerd en zeer smaakvol gekleed in een lichtgrijze bontmantel, afgezet met randen van zwart leer. De beide dames noemen elkaar Rifka en Mirjam, en Trudie volgt het gesprek dat gevoerd wordt met de twee heren op de voorbank. “Ik meen dat er 30.000 gulden in zit,” zegt Richard, terwijl hij zijn portefeuille naar zijn vrouw Rifka op de achterbank reikt, “tel jij even. Als we nog maar een schip krijgen,” zegt Rifka bang, “misschien vinden ze het veel te gevaarlijk.” Bram heeft een kort lachje: “Ze vangen vandaag meer dan ze hun hele leven bij elkaar vissen, dat risico nemen ze graag”. Meesmuilend kijkt hij om.
Trudie kan haar ogen niet afhouden van de slanke vrouw naast haar, Rifka. “Zo iemand hóórt rijk te zijn en ergens veilig te leven,” droomt ze naïef.
“Ik denk maar steeds aan zovelen, die geen geld hebben om te vluchten.” Rifka zegt het zachtjes voor zich heen; haar gezicht is gekweld maar Richard hoort het. “We vinden er wel iets op, als we aan de overkant zijn,” sust hij. “Bram en ik, trouwens de meesten van ons, hebben hoofdzakelijk in Amerika belegd.” Er valt een stilte, waarin ieder eigen gedachten volgt. Dan opeens een stem: “maar er zullen genoeg mensen zijn, die joden willen verbergen – als het moet”.
Er is geen tijd meer voor verdere bespiegelingen, de wagen remt bruusk achter een rij andere. Menigeen tracht voorbij te dringen, hetgeen steeds al een opvallend beeld was. Er zijn er die doodsbenauwd zijn achter te blijven.
Richard gaat even buiten kijken maar komt na enkele minuten al weer terug. “We kunnen niet verder. Uitstappen en meenemen wat je dragen kunt.” Zijn gezicht staat verbeten en wit, dit moet het moment zijn waarop ze aan hun ondergang ontsnappen. Er volgt een druk heen en weer geloop, ieder zeult met armen vol tassen en Trudie helpt wat ze kan. Onderweg vertelt Rifka haar nog hoe haar honden en kanarie zijn achtergebleven en dat ze zo hield van haar huis in ’t Gooi met de heerlijke plekjes in de tuin. Hoe bevriend ze waren met de buren en hoe bang ze is dit alles nooit meer terug te zien. “Misschien is de oorlog wel gauw afgelopen, dat zegt iedereen. En dan komt u fijn weer terug.” En terwijl Trudie praat, streelt ze Rifka’s arm over het zachte grijze bont. “Lief kind”, denkt Rifka.
Trudie vindt dat ze een beetje hoort bij de mensen uit ‘haar’ auto; er is een korte vriendschap ontstaan, zodat ze bijna een schrijnend verdriet voelt bij dit afscheid. Ze zullen haar achterlaten op de kade, terwijl ze dit luttele uur zo heeft meegeleefd met hun onrust, met hun angst en met de onderhandelingen over de trawler. Ze voelt ook heel sterk de opluchting mee van ‘haar’ familie, toen ze eenmaal goed en wel geïnstalleerd waren op het schip. Trudie blijft nog even bij hen op het overvolle dek, het schip ligt er diep van in het water. Feestelijke flitsen zonlicht klotsen troostend over de boeg, als een belofte. Ze ademt diep de lucht in van vis en teer; ze houdt hiervan, ze zou wel mee willen.
Toch waart er plotseling schrik door haar heen, als ze hoort dat de loopplank wordt ingehaald. Ze rent erheen voor zover de drukte dat toelaat. Ze struikelt over koffers, mensen en tassen. Ze schreeuwt dat ze er nog af moet. Haar hart bonst haar eensklaps in de keel. Reeds vliegt de tros door de lucht, behendig opgevangen door de bootsman. “Ik moet er af, er af !” gilt Trudie. Ze staat bij de railing en de ruimte tussen wal en schip wordt al groter, ze voelt paniek opkomen.
Gelukkig heeft ‘haar’ familie de juiste man gewaarschuwd en het schip draait bij, de loopplank gaat weer uit.
“Was meegegaan meid, ik had je wel weer teruggebracht….” Maar Trudie hoort niets, ze rent opgelucht van boord en op de stevige kade slaakt ze diepe zuchten. “Hè, hè, net op tijd.
Hijgend kijkt ze over het water, een hand boven de ogen tegen de felle schittering van het water. Drie schepen verwijderen zich naar volle zee. Op de derde boot is ‘haar’ familie; ze heeft ze lang nagewuifd.
Op de kade heerst nog een enorme drukte. De volgende trawlers worden volgestouwd. De mensen duwen en dringen, pas opgelucht als ze op een boot staan met hun vele bagage. Het onderhandelen over overtochtprijzen gaat door en de auto’s worden verkwanseld. Er zijn veel kapers op de kust, die voordeeltjes trachten te halen – het lijkt wel markt.
Tot opeens… een helse knal en een lichtflits. Een hoge fontein van water, brokstukken van een schip… en van lichamen. De aarde lijkt te splijten onder een oorverdovend gekraak en een onmenselijk gekrijs. Het duurt maar een paar minuten. Dan valt er een lugubere stilte. Op de kade breekt paniek uit, mensen rollen hysterisch over de grond of vluchten van de boten af.
Trudie is gelijk een marmeren beeld, ze kijkt en kijkt met haar versteende ogen. Het was het derde schip. Het water kolkt. Het is rood. Er drijft van alles in. Ziet ze daar grijs bont drijven? Met een zwarte rand? Oh God! De andere boten worden stipjes ….. . . . . .


<Vera de Bruijn>


Afsluiting bijeenkomst

Geachte aanwezigen,

Sinds 1961 herdenken we op 4 mei niet alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Europa en in Zuidoost-Azië, maar ook de slachtoffers van oorlogssituaties en vredesoperaties waarbij Nederland betrokken was na de Tweede Wereldoorlog.  Daarom zijn er nu nog wel deelnemers aan herdenkingen, die hun omgekomen kameraden willen en ook kunnen herdenken op 4 mei. Elk jaar komen er helaas in deze categorie nog herdenkers bij. Daarnaast blijven er de nabestaanden, die al deze slachtoffers van oorlogshandelingen  -vaak nog elke dag-  enkel nog in hun dierbare herinneringen kunnen koesteren.

Nabestaanden zijn er altijd! En zullen er altijd blijven. Zij zijn de meest direct betrokkenen bij het verlies van de levens van de slachtoffers. Vandaar dat binnen het Comité 4 en 5 mei Velsen de suggestie is binnengekomen en besproken om het protocol van de kranslegging dit jaar in overleg met het gemeentebestuur enigszins te wijzigen.

Zo zal eerst een bloemstuk worden neergelegd door een delegatie van nabestaanden van verzetsdeelnemers,  daarna de veteranen  om hun omgekomen kameraden te herdenken, gevolgd door Burgemeester en Wethouders namens het gemeentebestuur van Velsen. Daarna gaat het Comité 4 en 5 mei Velsen de overige organisaties en burgers voor, die ook door middel van een groet of bloem(stuk) 4 mei zullen herdenken.

We gaan zo bloemen leggen bij het Monument op Plein 1945.  De bloemstukken liggen op de genoemde volgorde en ik verzoek u om uw bloemstuk zo dadelijk op te halen. 

Aansluitend lopen we gezamenlijk naar Westerveld in een Stille Tocht. Ik verzoek u het stille karakter van deze wandeling te respecteren.


Westerveld

(Gedicht van de 14-jarige Katharina Schippers)

Hoop

Ik heb nog hoop
Denk ik terwijl ik loop.
Langs de huizen
de wind horen suizen.
De stenen zo grof
Wolken van Stof
Echo’s zijn bot
Alles is kapot
Ben ik de laatste die hier leeft?
Die om het kapotte geeft?
De familie is gegaan.
Ik ben hier blijven staan.
Ze zeiden: ’Zoek een veilige haven’.
Ik wist wel hoeveel ze om mij gaven.
De laatste keer dat ik ze zag.
Om de monden een hoopvolle lach.
Echo’s, gefluister.
Ik ben het vlammetje van hoop en duister.


Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.